Jol: FC Utrecht uit minder sterk
Volg Ajaxupdate.nl op Twitter | 1 oktober, 2010 | Gepost om 15:11 uur | 816 keer bekeken
Ajax-trainer Martin Jol moet het komende zondag in de eigen Arena stellen zonder Vurnon Anita. De linksback liep in het Champions League-duel met AC Milan een kuitbeen blessure op en is niet inzetbaar.
“Het valt een beetje tegen. Hij heeft veel pijn, maar zoals we weten is het een kneuzing en geen fractuur. Daarom hoop ik hem er binnenkort weer bij te hebben”, vertelt Jol over de situatie waarin Anita verkeert. Ajax verwacht de verdediger twee weken te moeten missen. Wel ontving Anita een uitnodiging voor het Nederlands elftal.
Naast Anita ontbreken ook Timothée Atouba en Kenneth Vermeer bij Ajax. Teemu Tainio is wel weer fit. Nicolas Lodeiro op zijn beurt is op de weg terug. “Over ongeveer een week zal Lodeiro de groepstraining kunnen hervatten. Daarna duurt het dan nog een aantal weken voordat hij weer wedstrijdfit is”, aldus Jol op de officiële website van Ajax.
In FC Utrecht treft Ajax een club die wisselvallig presteert. In eigen huis is de club ijzersterk, maar op vreemde bodem wil het nog niet echt lukken. “Thuis zijn ze altijd goed, maar uit zal het inderdaad beter moeten doen”, weet Jol waar de zwakte van de tegenstander van zondag ligt. In het duel met Liverpool, FC Utrecht speelde donderdag met 0-0 gelijk tegen de Engelsen, maakten de Domstedelingen indruk.
Jol: “Liverpool is niet meer wat het geweest is. Zeker als Gerrard niet meedoet. Daarom staan ze ook waar ze nu staan (zestiende in de Premier League na zes duels, red.). Maar toch is het knap van Utrecht dat ze thuis gelijkspelen tegen Liverpool. Ze hadden eigenlijk zelfs moeten winnen.”
Een voordeel voor Ajax is dat de club twee dagen langer kon recupereren van de Europese inspanningen. “Je moet je eigenlijk afvragen of het een nadeel is. Voor Utrecht in dit geval. Wij hebben het vorig seizoen ook meerdere keren gehad. Dan speelden we op donderdag Europees en hadden we op zondag een uitwedstrijd. De resultaten waren toen wisselend. Nu zullen we zien hoe Utrecht daar mee omgaat.”
